Predatie, zaken om over na te denken.
Predatie en weidevogels – een onbegrepen drama
Artikel van Ben Koks • Gisteren om 06:54
Predatie en weidevogels – een onbegrepen drama© Grutto op hek bij ongemaaid gras, Elvira Werkman
Steevast is het raak. Jaarlijks komen in mei de nare verhalen en foto’s los over door roofdieren gedode boerenlandvogels. Via regionale bladen en sociale media komen ze in de landelijke pers. Het ritueel volgt een vast patroon. Boeren, jagers en vrijwilligers zeggen dat ze hun best doen voor grutto en veldleeuwerik. Daarom protesteren ze tegen de huiskat, steenmarter, vos, ooievaar, buizerd en kraai die alleen maar dood en verderf zouden zaaien.
Op sociale media zie je ieder voorjaar weer talloze leeggepeuzelde eischalen, lege nesten en grutto’s met afgebeten koppen langskomen. Hoewel steenmarters en vossen overwegend muizen eten, weten ze inderdaad ook wel raad met eieren van wulp en kievit. Ook de nestjongen van veldleeuwerik en grutto zijn pas veilig als ze zijn uitgevlogen. Het gevaar komt ook van boven; ooievaars en kleine mantelmeeuwen ruimen doorgaans dode en verminkte dieren op. Dat is geen predatie, maar een logisch natuurlijk gedrag; ieder systeem kent zijn opruimers.
Emotie begrijpelijk
Predatie is een natuurlijk proces. Maar wat als het systeem uit balans is geraakt, zoals onze agrarische gebieden maar ook in onze vele natuurgebieden aan de hand is. Wat als veel oorspronkelijke elementen en structuren zijn verdwenen uit het landschap en de bodems niet meer zijn wat ze waren? Of als er alleen nog maar wat geïsoleerde enclaves zijn overgebleven waar de predatoren hun prooi alleen nog maar op hoeven te wachten? Ja, dan heeft predatie in vele gevallen een negatief effect met dalende trends tot gevolg. Dat weidevogelbeschermers er in zulke situaties alles aan doen om predatie de kop in te drukken is vanuit emotioneel oogpunt begrijpelijk. Het liefst ruimen ze predatoren behalve legaal ook illegaal uit de weg als ze zien dat hun geliefde vogels verdwijnen.
De manier waarop boeren (en loonwerkers) – vaak door weersomstandigheden gedwongen – hun gras binnenhalen en bemesting toedienen laten ze buiten beschouwing. Ze geloven dat de gereedschapskist van Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLB) de boerenlandvogel redt.
Ik durf te voorspellen dat zelfs als de moreel aanvechtbare stap zou worden gezet om alle vormen van predatie uit te bannen in gebieden met weide- en of akkervogels, de trend naar beneden niet zal keren. Kijk daarom eens met andere ogen naar het jaarlijkse predatoren-zijn-het-probleem circus. De kosten en het resultaat van die anderhalve grutto die met een heuse drone wordt gevonden en de legsels van de kievit die zelfs vijf keer achter elkaar nog mislukken, zijn in totaal scheef gegroeide verhouding komen te staan. Het heeft geen zin om daar geld achteraan te blijven gooien als de populaties blijven dalen. Het is niet mijn bedoeling om het ANLB te begraven; integendeel. Wel pleit ik voor het maken van andere keuzes dan nu.
Smeltende ijsschotsen
Sinds 1989 volg ik de vogels in het boerenland systematisch. Zowel in Nederland, als daarbuiten. Nog steeds kom ik met plezier buiten. In het voorjaar, zo tussen eind april en half mei, zag ik in de loop der jaren zich een duidelijk patroon aftekenen. De laatste deelpopulaties van boerenlandvogels concentreren zich op plekken waar ze ofwel altijd al hebben gebroed, mislukt of niet – veel individuen worden erg oud en zijn plaatstrouw – of waar de beschikbaarheid van voedsel en geschikte broedplaatsen nog voldoende op orde zijn. Helaas zijn zulke plekken als een serie ijsschotsen die in tijd en ruimte smelten en daardoor steeds verder uit elkaar drijven.
Kijken vanuit de predator
Anders dan ecologen die prooidieren zoals de grutto en de veldleeuwerik vanuit de landbouw in hun natuurlijke omgeving bestudeerden, begon ik vanaf de kant van de predatoren. Sinds eind jaren ’80 probeer ik de vier soorten kiekendieven zowel te beschermen als te onderzoeken. Dat doe ik onder meer door het opbouwen van langjarige relaties met boeren en loonwerkers en met vrijwilligers en wetenschappers. Via hun waarnemingen en verhalen heb ik de ontwikkeling van de vogels beter kunnen volgen.
Kiekendieven zijn gespecialiseerde roofvogels. Zoals hun naam al doet vermoeden pikken ze af en toe een kuiken. Die kuikentjes spelen een belangrijke rol in het dieet van grauwe kiekendieven. Volkomen normaal trouwens. Naar verloop van tijd, na jarenlang onderzoek en veldwerk, kom je er achter dat alleen beschermen en her en der wat akkerranden en vogelakkers aanleggen niet toereikend is voor deze vogels. Om aan de ecologische randvoorwaarden te voldoen waaronder deze elegante vogels kunnen overleven, moet je snappen hoe de ecologie van bijvoorbeeld de veldmuis, de veldleeuwerik en bijvoorbeeld de gele kwikstaart werkt. Die laatste twee staan op de Rode lijst én op het menu van de kiekendievenfamilie. Ook grutto-onderzoekers zouden er trouwens baat bij hebben om de cycli van de veldmuis in relatie tot landgebruik in cijfers te bestuderen.
Langjarige onderzoek vanuit het perspectief van in kuikens gespecialiseerde roofvogels en hun relatie met de beschikbaarheid van prooidieren leert je de mechanismen kennen om de integrale natuurdoelen van soorten te halen in regulier agrarisch gebied. Wie kiekendieven uitrust met zenders en loggers ontdekt bovendien hoe de dieren het fijnmazige en gespreide voedselweb in hun habitat gebruiken. Als je het eten en gegeten worden van dieren snapt vanuit het perspectief van zowel predator als prooi, dan kun je coherente maatregelen nemen in plaats van verwoede pogingen doen om de ene beschermde soort tegen de andere te beschermen. Natuur is één geheel, alles hangt met elkaar samen, zowel in agrarische gebieden als in de gebieden met het etiket ‘natuurgebied’. Het eertijds succesvolle Groningse akkervogelmodel is op deze gedachte gebaseerd.
Ecologische val
Momenteel woon ik in Overijssel waar ik automatisch tegen wulpen aanloop. De provincie herbergt het grootste aantal van deze relatief forse en wat mysterieuze steltloper in ons land. De populaties lopen terug in grote delen van Europa. De vogel komt zowel op akkers als in graslandgebieden voor en is dus afhankelijk is van landbouw. Ondanks zware en oprecht ingegeven pogingen om deze schuwe vogels via het ANLB de helpende hand te reiken, hebben veel wulpen zich gevestigd buiten de kerngebieden die de provincie voor natuurbeheer heeft aangewezen. Dat heeft een triest gevolg: hun nesten worden weggemaaid. Als je twee wulpen naast elkaar ziet staan op gemaaide graspercelen, dan ben je getuige van twee ouders die net hun nest kwijt zijn. Verweesd kijken ze rond waar hun eieren of jongen zijn gebleven. En het was hun enige kans dit broedseizoen, want wulpen maken maar één nest per seizoen.
Onbeschermd boerenland is een trefzekere ecologische val voor deze dieren Hoeveel slachtoffers het precies kost, weet niemand exact te becijferen. In gebieden waar al decennia onderzoek naar wulpen wordt gedaan door specialisten, lijken oudervogels nog maar nauwelijks de kans te hebben om een nest groot te brengen. En dat jaar in jaar uit. Een soortgelijk lot treft de kievit, de grutto, de veldleeuwerik en de gele kwikstaart.
Is dat de ‘schuld’ van boeren? Nee. Zeker in dit voorjaar met wisselvallig weer zou ik als boer ook mijn gras graag binnen willen halen op het moment dat het weer het toelaat in plaats van te wachten op het uitvliegen van de jongen. De eerste snede hoogproductief gras is onmisbaar als voorraad voor de rest van het jaar.
Ook wil ik niets afdoen aan de inspanningen van met name vrijwilligers binnen het Agrarisch Natuurbeheer die zich inspannen om nesten tijdig te vinden (al dan niet met drones), om stokken te plaatsen en op dagelijkse basis terug te koppelen met boeren en loonwerkers. Deze vrijwillegers verdienen respect. Zelf heb ik naar schatting zo’n 1.500 legsels van kiekendieven in de jaren 1990-2017 in verschillende landen veiliggesteld. Het gevoel van frustratie als nesten toch voor de bijl gaan snap ik maar al te goed.
De ecologische val is een onderbelicht thema in het natuurbeheer. Wie de natuur wil behouden in agrarisch gebied dient zich te realiseren dat het risico dat deze val ontstaat – tegen alle goede bedoelingen in- altijd op de loer ligt.
Duidelijk beeld
Mijn rondes door de Overijsselse en Groningse landbouwgebieden van de laatste weken leverden mij een duidelijk beeld op en inspireerden me wederom tot een paar gedachten. Ik claim zeker niet alle cijfers keurig op een rij te hebben, maar ik kan het met de nodige foto’s onderbouwen. Mijn bevindingen:
– nesten van wulpen, grutto’s, kieviten en veldleeuweriken krijgen geen kans door het maaien van het eerste gras; door het gebruik van turbogras kan het steeds vroeger gemaaid worden;
– op percelen die met glyfosaat waren bespoten (en waar doorgaans mais in komt nadat er eerst mestinjectie heeft plaatsgevonden) waren veel kieviten, gele kwikstaarten en hazen te vinden (nagenoeg zonder uitzondering);
– de meeste clusters vogels (inclusief doortrekkende soorten als regenwulp en kemphaan bijvoorbeeld) zitten in de kerngebieden van ANLB en/of weidevogelreservaten van TBO’s. Veelal plasdras dus, al dan niet speciaal daarvoor aangelegd;
– tussen deze gebieden was het vaak ontluisterend stil en bepalen nijlgans, grauwe gans, meerkoet en blauwe reiger het beeld.
Ik denk niet dat mensen die ook systematisch hun rondes maken over het platteland ondersteboven zullen zijn van mijn samengevatte waarnemingen. Ze zijn het resultaat van systematisch kijken, het landschap op voldoende schaal lezen en de nodige kennis van de ecologie van hierboven genoemde soorten. Voor mij werd opnieuw bevestigd dat glyfosaatvelden voor soorten als haas, gele kwikstaart en kievit een ecologische val van formaat zijn.
Plasdras-coalitie
In onze agrarische landschappen stapelen we – vaak onbewust – ecologische val op ecologische val. Het ‘grote maaien’ dat ieder jaar rond deze tijd onvermijdelijk plaatsvindt, veroorzaakt een massaal verlies aan legsels. Onderwijl denken ‘we’ dat we met plasdras, veelal met een schrikdraadje eromheen tegen de predatoren, het ei van Columbus te hebben gevonden. Maar we zien niet scherp genoeg waarom de ene plasdras werkt, terwijl de andere plasdras juist extra predatie genereert. Ik zou een coalitie van onderzoekers en betrokken boeren willen vormen om uit te zoeken aan welke voorwaarden een plasdras moet voldoen om geen ecologische val te zijn.
Ik verwacht dat zo’n coalitie het gecombineerde effect van schaal, toegesneden beheer en het voorkomen van onbedoelde effecten van tal van aspecten boven water kan krijgen om onze laatste concentraties boerenlandvogels te behouden. Er zijn mij geen coherente, bevredigende studies naar de rol van predatoren in het systeem bekend. Dat is een ernstige omissie die ieder jaar weer leidt tot een even zinloze als emotionele loopgravenoorlog over die ‘rotpredatoren’.
Nederland begon vijftig jaar geleden met weidevogelbeleid en, sinds de jaren ’90, met akkervogelbeleid. Een halve eeuw vogelbescherming heeft het tij niet kunnen keren, ik ook niet. Kritische reflectie op wat we gedaan en gezien hebben, is hard nodig om lessen te trekken uit de ervaringen van mensen die hun ogen de kost hebben gegeven en hun notitieboekjes met zorg gevuld.